Kringloop, litho, 1938.
“Rechtsboven komt een vrolijk knaapje uit zijn huis te voorschijn. Terwijl hij de trap af naar beneden holt, verliest hij zijn ruimtelijkheid en komt hij terecht in een patroon van platte, grijze, witte en zwarte soortgenoten. Linksom naar boven vereenvoudigen deze zich tot ruiten. De dieptewerking wordt herwonnen in de combinatie van drie ruiten die aan een kubus doen denken. De kubus sluit aan bij het huis waaruit het knaapje weer tevoorschijn komt. De vloer van een terras is bedekt met hetzelfde bekende patroon van ruitvormige tegels. Het vergezicht boven is als een maximum van driedimensionale natuurlijkheid bedoeld, terwijl het periodieke patroon van onderen een summum van twee dimensionale gebondenheid toont.” ~ M.C. Escher, Grafiek en Tekeningen.